In 2012 schreef de Inspectie in een brochure over de stand van het schrijfonderwijs op Nederlandse basisscholen, dat taalmethodes
voor een complete schrijfopdracht vaak maar één les uittrekken. Ik citeer: ‘en dat terwijl er veel komt kijken bij het
schrijven van een tekst: oriëntatie op de opdracht, instructie, ideeën
verzamelen, uitschrijven, de tekst nalezen, bespreken, herschrijven, etcetera.
Dit alles vraagt meer tijd.’ (p 15). In dezelfde brochure lezen we in de
aanbevelingen: ‘Een zorgvuldige
implementatie van een taalmethode is noodzakelijk (….). Leraren zouden zo veel
deskundigheid op het gebied van schrijven moeten hebben, dat ze de mogelijkheden
van een taalmethode optimaal benutten en bovendien minder geslaagde lessen op
verantwoorde wijze kunnen aanpassen of vervangen. Ze zouden ook eventuele
tekortkomingen in de didactische uitvoering van de lessen moeten kunnen
aanvullen.’ (p 13) Dit lijkt me nogal verontrustend voor leerkrachten
die vertrouwen op de taalmethode bij het geven van schrijflessen. Het klinkt
eigenlijk alsof je die methode beter het raam uit kunt gooien met al die minder
geslaagde lessen en tekortkomingen!
Schrijven leer je door vaak langere tijd bezig te zijn met
een tekst. Daarbij is het juist belangrijk om die tekst af en toe even weg te
leggen, hem later opnieuw te lezen en er mee verder te gaan. Je leert schrijven
door verschillende versies van je tekst te maken en door feedback te krijgen
van een lezer. Daarnaast door instructie te krijgen op de specifieke kenmerken
van juist deze tekstvorm, door vergelijkbare teksten te analyseren en door die
tekstvorm opnieuw te schrijven in een andere context. Wie houdt daarbij de rode
draad in de gaten? Dat kan alleen maar de leerkracht zijn, die dan precies moet
weten aan welk aspect van schrijfvaardigheid kinderen werken en wat een
volgende stap kan zijn voor elk kind.
Eén les is geen les. Je mag blij zijn als kinderen in die ene
les gemotiveerd aan hun tekst zijn begonnen. Maar dan moet je doorpakken:
kinderen de kans geven om verder te schrijven, hun tekst voor te lezen en te
bespreken met de groep of een klasgenoot, hun tekst te veranderen en te
verbeteren. Dat is minstens een les erbij. Ook dan is het leereffect nog niet
compleet: in een derde les gaat het om reflectie op wat geleerd is, en om de
transfer naar volgende teksten. De leerkracht benoemt expliciet hoe een nieuwe
schrijftaak teruggrijpt op wat gedaan is bij een vorige tekst in hetzelfde
genre. Er is veel voor te zeggen om te werken met ‘units’ in plaats van met
lessen, zoals gebeurt in de Amerikaanse schrijfonderwijs-serie van o.a. Lucy Calkins, waarin kinderen elk leerjaar in lessenreeksen aan specifieke genres werken. Maar
het kan ook heel klein: een tijdje werken aan ‘schrijven met meer details’
bijvoorbeeld, of aan overzichtelijke structuur van een informerende tekst, of
aan het invoegen van dialogen in een verhalende tekst.
Wat is ‘een tijdje’? Ik zeg: minimaal twee, liever drie
lesmomenten. Maar beter is: dat zelf bepalen! Probeer gevoel te krijgen voor
wat kinderen op schrijfgebied aan het leren zijn, en te bedenken of er een
vervolg nodig is. Te vaak heb ik gezien hoe schrijvende kinderen gestoord
werden door de bel, of ineens moesten gaan eten, en hun tekst in een laadje
propten om hem nooit meer te bekijken.. Gemiste
kansen voor leren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten