vrijdag 6 januari 2017

Eén les is geen les (twee les is een halve les, drie les is een schrijfles)



Kinderen aan het werk aan een tekst


In 2012 schreef de Inspectie in een brochure over de stand van het schrijfonderwijs op Nederlandse basisscholen, dat taalmethodes voor een complete schrijfopdracht vaak maar één les uittrekken. Ik citeer: ‘en dat terwijl er veel komt kijken bij het schrijven van een tekst: oriëntatie op de opdracht, instructie, ideeën verzamelen, uitschrijven, de tekst nalezen, bespreken, herschrijven, etcetera. Dit alles vraagt meer tijd.’ (p 15). In dezelfde brochure lezen we in de aanbevelingen: ‘Een zorgvuldige implementatie van een taalmethode is noodzakelijk (….). Leraren zouden zo veel deskundigheid op het gebied van schrijven moeten hebben, dat ze de mogelijk­heden van een taalmethode optimaal benutten en bovendien minder geslaagde lessen op verantwoorde wijze kunnen aanpassen of vervangen. Ze zouden ook eventuele tekortkomingen in de didactische uitvoering van de lessen moeten kunnen aanvullen.’ (p 13)  Dit lijkt me nogal verontrustend voor leerkrachten die vertrouwen op de taalmethode bij het geven van schrijflessen. Het klinkt eigenlijk alsof je die methode beter het raam uit kunt gooien met al die minder geslaagde lessen en tekortkomingen!





Los van dit tweeslachtige advies, ben ik het volkomen met de Inspectie eens dat één les nooit genoeg kan zijn als je kinderen met schrijfvaardigheid wilt verder helpen. Een groot probleem van taalmethodes is het gefragmenteerd benaderen van verschillende taaldomeinen. Taalmethodes zien eruit als gezellige picknickmanden met van alles erin, smakelijk gepresenteerd, met een suggestie van compleetheid en structuur. Alles van taal komt aan bod. In themablokken werken kinderen nu eens aan spreken en luisteren, dan weer aan begrijpend lezen, dan weer aan spelling of aan schrijven. Alles in lesjes van maximaal 45 minuten. Ik merk op basisscholen dat dit het zicht op doorgaande ontwikkeling in schrijfvaardigheid belemmert. Kinderen doen elke schrijfles iets anders: een verhaaltje afmaken, een brief schrijven, een reclametekst of een gedicht. Tussen die schrijftaken kunnen nog weleens meerdere weken zitten. Worden kinderen dan ergens beter in, en waarin dan? Dat vinden veel leerkrachten moeilijk te beoordelen. Logisch dat ze dan vaak terugvallen op telbare zaken als tekstlengte of spelfouten.

Schrijven leer je door vaak langere tijd bezig te zijn met een tekst. Daarbij is het juist belangrijk om die tekst af en toe even weg te leggen, hem later opnieuw te lezen en er mee verder te gaan. Je leert schrijven door verschillende versies van je tekst te maken en door feedback te krijgen van een lezer. Daarnaast door instructie te krijgen op de specifieke kenmerken van juist deze tekstvorm, door vergelijkbare teksten te analyseren en door die tekstvorm opnieuw te schrijven in een andere context. Wie houdt daarbij de rode draad in de gaten? Dat kan alleen maar de leerkracht zijn, die dan precies moet weten aan welk aspect van schrijfvaardigheid kinderen werken en wat een volgende stap kan zijn voor elk kind.

Eén les is geen les. Je mag blij zijn als kinderen in die ene les gemotiveerd aan hun tekst zijn begonnen. Maar dan moet je doorpakken: kinderen de kans geven om verder te schrijven, hun tekst voor te lezen en te bespreken met de groep of een klasgenoot, hun tekst te veranderen en te verbeteren. Dat is minstens een les erbij. Ook dan is het leereffect nog niet compleet: in een derde les gaat het om reflectie op wat geleerd is, en om de transfer naar volgende teksten. De leerkracht benoemt expliciet hoe een nieuwe schrijftaak teruggrijpt op wat gedaan is bij een vorige tekst in hetzelfde genre. Er is veel voor te zeggen om te werken met ‘units’ in plaats van met lessen, zoals gebeurt in de Amerikaanse schrijfonderwijs-serie van o.a. Lucy Calkins, waarin kinderen elk leerjaar in lessenreeksen aan specifieke genres werken. Maar het kan ook heel klein: een tijdje werken aan ‘schrijven met meer details’ bijvoorbeeld, of aan overzichtelijke structuur van een informerende tekst, of aan het invoegen van dialogen in een verhalende tekst.

Wat is ‘een tijdje’? Ik zeg: minimaal twee, liever drie lesmomenten. Maar beter is: dat zelf bepalen! Probeer gevoel te krijgen voor wat kinderen op schrijfgebied aan het leren zijn, en te bedenken of er een vervolg nodig is. Te vaak heb ik gezien hoe schrijvende kinderen gestoord werden door de bel, of ineens moesten gaan eten, en hun tekst in een laadje propten om hem nooit meer te bekijken..  Gemiste kansen voor leren.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten